Een ondubbelzinnige COVID-19-diagnose brengt de directe detectie van SARS-CoV-2-RNA met behulp van nucleïnezuuramplificatietechnologie ('nucleic acid amplification technology', NAAT) met zich mee21-23. Serologische assays, waarmee antilichamen tegen SARS-CoV-2 worden gedetecteerd, kunnen bijdragen aan het identificeren van personen die eerder met het virus geïnfecteerd waren, en aan het vaststellen van de mate van blootstelling van een populatie. Ze kunnen daarmee helpen bij beslissingen over het toepassen, afdwingen of versoepelen van indammingsmaatregelen24.
Na infectie met SARS-CoV-2 brengt de gastheercel een immuunrespons tegen het virus op gang, met inbegrip van de productie van specifieke antilichamen tegen virale antigenen. Zowel IgM als IgG heeft men al 5 dagen na het begin van de symptomen gedetecteerd25,26. De mediane seroconversie is waargenomen op dag 10-13 voor IgM en dag 12-14 voor IgG27-29, terwijl maximale gehalten zijn gemeld in week 2-3 voor IgM, week 3-6 voor IgG en week 2 voor totaal antilichaam25-31. Daar waar IgM lijkt te verdwijnen rond week 6-732,33, wordt op dat tijdstip een hoge IgG-seropositiviteit gezien25,32,33. Hoewel IgM in de vroege stadia van een primaire antilichaamrespons meestal de belangrijkste antilichaamklasse is die naar het bloed wordt afgescheiden, lijken de gehalten en de chronologische volgorde van het verschijnen van IgM- en IgG-antilichamen zeer variabel voor SARS-CoV-2. Anti-SARS-CoV-2-IgM en -IgG verschijnen vaak gelijktijdig, en er is een aantal gevallen gemeld waarbij IgG vóór IgM verschijnt, wat de diagnostische bruikbaarheid ervan beperkt26,27,29,34,35.
Na infectie of vaccinatie neemt de bindingskracht van antilichamen tegen antigenen in de loop van de tijd toe: een proces dat affiniteitsmaturatie wordt genoemd36. Antilichamen van hoge affiniteit kunnen neutralisatie opwekken door specifieke virale epitopen te herkennen en te binden37,38. Bij SARS-CoV-2 infectie worden antilichamen die gericht zijn tegen zowel de spike- als nucleocapside-eiwitten, die correleren met een sterke neutraliserende respons, al vanaf dag 9 gevormd, wat suggereert dat seroconversie gedurende ten minste een beperkte tijd kan leiden tot bescherming34,39-42.