16 december 2021
Diagnostiek op rolletjes
Mark Schellings MaasstadLab KCL
Leendert Mostert Van Weel - Bethesda
16 december 2021
Diagnostiek op rolletjes
Mark Schellings MaasstadLab KCL
Leendert Mostert Van Weel - Bethesda
Een nieuwe workflow klinische chemie in de drie ziekenhuizen van de regio Rijnmond Zuid en de Zuid-Hollandse Eilanden zorgt niet alleen voor snellere, maar ook voor uniforme en daardoor betrouwbaardere lab-diagnostiek. Een vooruitgang voor patiënten én zorgverleners in de eerste en tweede lijn.
Het Maasstad Ziekenhuis is een van de laatste Nederlandse ziekenhuizen waarin het lab wordt uitgerust met zogenaamde tracks; één of meerdere ‘lopende banden’ waarop buisjes met bijvoorbeeld bloed volautomatisch naar de daarvoor ingerichte systemen worden geleid voor analyse. Ook die analysesystemen zijn vernieuwd. “Straks zitten er, voor spoeddiagnostiek, tussen het prikken van bloed en de uitslag nog maar 35 minuten,” vertelt Mark Schellings, klinisch chemicus en medisch manager MaasstadLab KCL trots over ‘zijn’ nieuwe lab in aanbouw.
De transitie van een klassieke - en arbeidsintensieve - manier van werken naar een grotendeels geautomatiseerde workflow heeft als projecttitel Labs on Track. Labs in pluralis, want ook de zusterziekenhuizen Van Weel Bethesda en Spijkenisse Medisch Centrum worden uitgerust met nieuwe, compatible, systemen waardoor toekomstige labprocessen volledig op elkaar zijn afgestemd.
Wilt u op de hoogte blijven van nieuws, product-updates en events van Roche Diagnostics? Dan kunt u zich hier inschrijven:
Lab&Co is te gast in het laboratorium op de derde verdieping van het Maasstad, waar ook klinisch chemicus en hoofd van de afdeling klinische chemie en hematologie Leendert Mostert van Van Weel-Bethesda aanschuift: “We konden niet bij ons afspreken, daar is het een bouwput,” grapt hij. “Zo staan de C- en de E-module in de voormalige prikkamer en daar ligt nu van alles open.” In het lab van het Maasstad is het enige zichtbare bewijs van de transitie een doublure in apparatuur. “Op de oude wordt momenteel productie gedraaid terwijl de nieuwe wordt gevalideerd,” verduidelijkt Schellings.
Schellings en Mostert vormen, samen met manager bedrijfsvoering Iris Pons, het MT van het samenwerkingsverband van de ziekenhuizen. Een samenwerking die tot stand kwam toen het Maasstad en Van Weel Bethesda, samen met Ikazia, de failliete boedel van het Ruwaard van Puttenziekenhuis in Spijkenisse overnamen. Mostert: “Uit gesprekken over intensievere samenwerking kwam ook voort dat we over dezelfde apparatuur wilden beschikken en dat de waarden uitwisselbaar moeten zijn, mede omdat we met de vier ziekenhuizen hetzelfde elektronisch patiëntendossier hebben, namelijk HiX.”
Schellings: “Je wil dat die diagnostiek op dezelfde platformen plaatsvindt zodat de uitslagen door de hele regio uitwisselbaar zijn. Dat levert voor patiënten het voordeel op dat met minder prikken de diagnose door meerdere artsen gesteld kan worden. We willen een breed pakket van goede diagnostiek leveren en drie aparte ziekenhuizen kunnen minder dan een groot conglomeraat van laboratoria. Samenwerking biedt ons ook de kans om innovatiever te zijn.”
Op de vraag of de samenwerking niet af kon met één groot lab in het Maasstad reageert Mostert resoluut: “Hoe zie je dat voor je? Een ziekenhuis zonder laboratorium is een gedachte die bij meerdere mensen leeft, niet in het minst bij raden van bestuur, maar wanneer je een SEH en een IC open wil houden, is een lab onmisbaar. Je moet cito-diagnostiek (spoedonderzoek, red.) kunnen doen, bijvoorbeeld als midden in de nacht een bloedtransfusie plaatsvindt.”
Schellings valt hem bij met een praktijkvoorbeeld: “Tijdens de doorstart van het failliete Spijkenisse ziekenhuis is bijvoorbeeld geprobeerd om alle diagnostiek ‘op de taxi te zetten’ naar het Maasstad, maar dat werkte voor geen meter. Het duurt te lang en voor een spoedpost heb je gewoon cito-diagnostiek nodig, net als voor een one-stop-shop poli. Daarin komt de patiënt binnen, prikt bloed, maakt een echo en een CT-scan, dat gaat vervolgens naar de arts en dan krijgt de patiënt snel een uitslag en een behandelplan. Dan is een lab op een half uur rijden alleen maar extra belastend voor zorgmedewerkers en patiënten. Ideale zorg richt je zo in dat deze dichtbij is en past bij de patiënten.” Overigens kunnen niet alle ziekenhuizen uit het samenwerkingsverband alle diagnostiek doen. Mostert: “De ingewikkelde zaken verwijzen wij door naar het Maasstad.”
Schellings, Mostert en Pons waren nauw betrokken bij de aanschaf van de nieuwe systemen. ‘Een bijzonder intensief traject’ noemen Schellings en Mostert Labs on Track. Mostert: “Voordat je een keuze kunt maken, heb je met heel veel mensen te maken die overal iets van moeten vinden. Het is ontzettend zorgvuldig verlopen, ik denk dat iedereen op de werkvloer er zijn zegje over heeft kunnen doen en uiteindelijk is de keuze op Roche Diagnostics gevallen. Toen de afdeling inkoop alles rond had, waren we driekwart jaar verder.”
Schellings: “We zijn redelijk breed begonnen door de vier grote firma’s uit te nodigen zodat we de mogelijkheden in beeld kregen. We zijn op locaties gaan kijken waar die firma’s systemen hebben draaien, met voortschrijdend inzicht ga je downscalen naar minder kandidaten.”
Een van de ziekenhuizen waarvan het lab werd bezocht was het LUMC. Mostert: “Die hebben een track die we aanvankelijk heel interessant vonden, maar die werd overgenomen door een andere partij. Dat zagen wij, met oog op continuïteit, als een te groot risico. Schellings: “Daarna zijn we in Deventer geweest, daar stond de oplossing die we uiteindelijk zelf ook hebben gekozen.”
Die oplossing is Roche cobas pro voor het Maasstad en Van Weel-Bethesda en Cobas pure voor het Spijkenisse Medisch Centrum. Mostert: “Zij krijgen een kleinere variant van de cobas pro omdat hun productie minder groot is, maar de reagens is hetzelfde. Spijkenisse is overigens een van de eerste ziekenhuizen in Nederland die de pure gaat plaatsen.”
In het Maasstad is de implementatie van de nieuwe systemen inmiddels over de helft, een proces dat, ondanks COVID, tot nu toe soepel verloopt. Schellings: “De stolling, de routinechemie en de immunochemie zijn live en we zijn nu bezig met de verificatie van de hematologie van Sysmex, de livegang daarvan staat gepland voor de tweede week van januari 2022. Daarna gaan we de pre-analyse koppelen en bouwen we de tracks aan elkaar. Ik verwacht dat we net voor of net ná de zomer van 2022 helemaal live kunnen gaan.
De uitdaging is vooral dat je aan de ene kant de nieuwe apparatuur moet verifiëren, en aan de andere kant een 24/7 lab bent. Je moet nieuwe apparatuur plaatsen om te kijken of deze kwalitatief goed is en ondertussen draai je diensten op de bestaande apparatuur.
In een laboratorium is er altijd krapte op het gebied van personeel, dus je moet de mensen uitplannen, dat betekent dat de rest krapper gaat worden. Je verhoogt de werkdruk voor de mensen die moeten verifiëren en de mensen die de productie moeten opvangen. Dat zijn hele intensieve trajecten waarbij je je personeel goed in de gaten moet houden, en dat is bij Leendert nog een stukje heftiger.”
Mostert: “Het Van Weel is natuurlijk een stukje kleiner. Ik zit momenteel met een tekort aan analisten, die zijn in onze regio moeilijk te werven. Dat heeft ook meegespeeld toen wij als klein ziekenhuis de keuze hebben gemaakt voor total lab automation. Het is efficiënter én biedt verlichting in de personele sfeer. Bij ons is het verificatietraject voor 60 à 70 procent klaar, maar nu lopen we tegen het feit aan dat we met weinig personeel zitten. Dat betekent dat je extra goed op je mensen moet letten, want die moeten toch 24/7 beschikbaar zijn, dat gaat altijd voor. Het gaat momenteel ten koste van de snelheid van het valideren, dat is jammer maar niet anders. Bij ons moet het hele lab nog verbouwd worden. Voorheen hadden we in het lab ook de prikkamer, maar na COVID zijn de gedachten daarover toch wel veranderd, die patiëntenstroom wil je nu niet meer midden in je ziekenhuis hebben.”
“Straks zitten er, voor spoeddiagnostiek, tussen het prikken van bloed en de uitslag nog maar 35 minuten”
Van het de hele transitie merken de stakeholders “als het goed is niets”, volgens Schellings en Mostert. “In principe lopen de bestaande processen nog onveranderd,” vertelt Mostert. “Het spannendste moment is wanneer je hele nieuwe proces met de analyzers live gaat, daar zou je iets van kunnen merken. Er zijn bijvoorbeeld andere referentiewaarden, daar informeren we de kliniek wel van tevoren over.”
Schellings: “Je weet op een gegeven moment wanneer je live gaat. Daar informeer je de mensen over en je stuurt nieuwsbrieven naar de kliniek. Daarin staat uitgebreid in wat er gaat veranderen. Een van de belangrijkste wijzigingen hier was de troponinetest, bedoeld voor mensen die worden verdacht van een acuut hartinfarct. Daar hadden we voorheen in de drie ziekenhuizen drie assays van verschillende firma’s voor en dat wordt nu overal dezelfde test en dat maakt heel veel uit voor de cardiologische verwijzingen.” Mostert vult aan: “Ik krijg van onze cardiologen constant de vraag wanneer die eindelijk live gaat, want die test is de internationale standaard. Die moest ik jaren tegenhouden omdat ik geen Roche-apparatuur had.” Schellings: “Dankzij die test hebben mensen die zich op de SEH melden met pijn op de borst nu binnen een uur de uitslag en kun je ze veel sneller ontslaan uit het ziekenhuis.”
Schellings: “Het belangrijkste van Labs on Track is dat de patiënt in één zorgregio één diagnostisch platform heeft. Als een patiënt vanaf een van de huisartsen in de regio in een van onze ziekenhuizen komt, krijgt die dezelfde assays als de medisch specialisten. Dus alle artsen in de regio weten hoe ze de uitslag moeten interpreteren. Wanneer je met analyzers gebruik maakt van meerdere partijen kan dat gevaarlijk zijn bij de interpretatie van diagnostiek. Er is nu geen twijfel over wie de uitslagen heeft geproduceerd en hoe die zijn geproduceerd.”
Mostert: “Ons model is ingericht met het oog op uitbreiding. Als we heel diep kijken naar onze ambities willen we dit ook voor de eerste lijn doen. Je krijgt steeds meer geïntegreerde eerste en tweedelijns zorg en met dat in je achterhoofd wil je de samenwerking met de ziekenhuizen in de regio goed op orde hebben.”
Tekst Ronald Janus Fotografie Pim Hendriksen